Loflied op Nietap
Het loflied is afkomstig uit de nalatenschap van een oom van Roelf Pestman, J.P.Santeeweg 15. Helaas is niet bekend wie het heeft geschreven. Mogelijk is het afkomstig van de hand van Alida Groefsema (1890-1974) die woonde aan de Natuurschoonweg 26. Naar aanleiding van de tekst moet het lied vóór 1957, de aanleg van de Rembrandtstraat, zijn gemaakt.
Waar vindt men een dorpje, als Nietap zo schoon,
Zo knus, zo gezellig, zo echt?
Gelegen aan hoofdweg van Leek naar Roon,
Waar tramlijn tezamen ons vlecht.
Nietap, O Nietap, al ben je maar klein,
Je straat is toch ruim, je omgeving zo fijn,
En zalig de stonden in maanlichte nacht,
In laantje of in bosje tezaam doorgebracht.
Ja, waar zingt in Meinacht de nachtegaal,
Zo schoon, zo teder, zo zacht?
Waar fluistert het paartje zo menigmaal
Door ’t lommer in Meizoele nacht?
Nietap, O Nietap, al ben je maar klein,
Je bos is zo groot, je laantjes zo fijn,
Hier leef je temidden der vrije natuur,
Hier denk je en droom je en zoekt avontuur.
Waar nestelt elk jaar weer de ooievaar,
In Nietap daar heeft het zijn nest,
En kom het terug uit het warme land,
Te Nietap daar is het opperbest.
Kom drink op ons Nietap, het volle glas wijn,
Dat het moge bloeien, ja eeuwig moog’ zijn,
O klein nietig Nietap met hart en met hand,
Heb ik U mijn lust en mijn liefde verpand!